Op dinsdagavond 5 april 2005 was er in het Wijkcentrum Jeruzalemkerk te Zwolle een informatie-avond over de oorsprong van namen op de Noord-Veluwe door de heer D. Otten uit Heerde.
De vroegste boerderijnamen op de Noord-Veluwe werden in de 13e eeuw genoteerd. Dat waren vooral de boerderijen die een belangrijke rol speelden bij de ontginning van de Veluwe (die lang heeft geduurd). Familienamen werden vaak afgeleid van boerderijnamen en boerderijnamen van veldnamen. De namen bestaan meestal uit twee elementen; het tweede is het appelatief, de soortnaam. Vaak werden functionele namen gebruikt: wat te herkennen was vanuit de verte. Oorspronkelijke woorden zijn vaak afgekort (soms tot één letter) en verbasterd (zoals verwisseling van e en a).
Naamelementen (← = afkomstig van)
- Loo = bosje op hoge zandgrond, later: (plek in het) bos. Buur = bouwen, dus Buurloo = bouwsel in het bos. Uddel ← Utieloo = aan de buitenkant van het bos. Assel = essenbos. Wis = weide, dus Wissel, Wiesel = weidebos
- Wold = speciaal soort bos
- Berg = lichte verhoging, bijvoorbeeld Kraaienberg
- Belt = kleine hoogte, bijvoorbeeld Oldebelt
- Hul = heuvel
- Horst = begroeide verhoging in het landschap, vaak gecombineerd met bomennaam, bijvoorbeeld Bukhorst: begroeid met buxus
- Klippen (niet specifiek voor de Veluwe) = steile hoogte
- Broek = moerasland, bijvoorbeeld Oldebroek
- Goor = laag en drassig, modder
- Somp = moerasgebied
- Voorde = ondiepe, doorwaadbare plaats in de rivier: bijvoorbeeld Ter Voorde, Voorn, vaak met dierennaam, bijvoorbeeld Schaapsvoorde
- Slag ← slaan = opdelen; bijvoorbeeld Uitslag = segment van ontginning
- Bos, bijvoorbeeld wijsterbos = ondoordringbaar bos (de naam bleef nadat het bos was gerooid)
- Rorije ← roderije = bosontginning
- Vorees = bos met speciale bestemming, bijvoorbeeld Voorst
- Ert = eigenschap, bijvoorbeeld Vlekkert = vlak gebied, of met begroeiing, bijvoorbeeld Essert
- Morgen: oppervlaktemaat, een stuk land dat je in één morgen kon bewerken
- Hont: inhoudsmaat, indirect oppervlaktemaat: wat je kon zaaien met een bepaalde hoeveelheid graan, bijvoorbeeld De Elf Hont
- Horn(e), hoorn: als je een punt zag; bijvoorbeeld Kolthoorn; kolt = koud, vochtig
- Hoven = afgerasterd perceel, bijvoorbeeld Kolthoven
- Haar/hare = kleine verhoging in de lage landen die begroeid was, bijvoorbeeld Kouvenaar
- Kamp = akker, bijvoorbeeld Speldekamp: akker waar speld (= tarwe) op groeide
- Veld = onontgonnen gebied
- Woest, wild = onontgonnen, bijvoorbeeld De Woeste, De Wildkamp
- Brink = weideperceel, net buiten het centrum van een dorp om 's avonds het vee te stallen, bijvoorbeeld Distelbrink
- Kerk: veel namen; kerken hebben een grote rol gespeeld
- Vicarie: van een commissie die goederen beheerde van een kerk, bijvoorbeeld Vechterie
- Klooster: veel namen; kloosterlingen (waar men veel respect voor had) hadden veel bezittingen en beheerden het water
- Toren: de vorm ervan of erop uitkijkend, bijvoorbeeld Torenakker; een overschrijvingsfout kan ook: ← doornen
- Plakke: plaggen waren nodig voor bemesting, brandstof en huizenbouw, bijvoorbeeld Plakkerei ← plaggen maaien
- Haan = hoog, met een klank tussen a en o in; bijvoorbeeld Hanekamp
- Tip: loopt spits toe, bijvoorbeeld De Tippen
- Nebbe = (vorm van een) snavel, bijvoorbeeld De Ganzenebbe; in het kadaster werden vaak namen gezet en "verbeterd" door mensen die de streek niet kenden: hier bijvoorbeeld Ganzenemmer
- Molen: er waren veel molens langs een rivier, bij een verval van minstens 3 meter; mensen die er werkten woonden in de buurt
- Cate = klein huis, bijvoorbeeld Molecate
- Spijker = voorraadschuur, bijvoorbeeld ’t Spikke
- Stein = stenen huis
- Blake = lichte verhoging, een kop in het land
- Wul = wel, bron; apa = water, dus Wulp (oudste naam op de Veluwe, uit 8e eeuw) = bronwater
- Vel = vaal, bijvoorbeeld Velp = water dat men vaal vond
- Worp: twee verklaringen voor boerderij De Worp aan de IJssel: naworp = aangeslipt stuk grond, of plaats waar visnetten uitgeworpen werden
- Teugen = trekken (optrekken van visnetten)
- Pot ← poten = aanplant, bijvoorbeeld Pothof
- Enk = complex akkers
- Ang = weide, bijvoorbeeld Engeland
Boerderijen aan een postroute waren vaak tevens herberg en logement; ze hadden opvallende namen zodat ze makkelijk te onthouden waren door reizigers, vaak met dierennamen, bijvoorbeeld het Zwarte Paard.
Er zijn ook namen met een ander soort oorsprong:
- Boerderij Jonas: na de verkoop is in de herberg Jonas een borreltje gedronken
- Vrijenberg: verzonnen naam van een punt waar een veldslag heeft gewoed
- Vernoemingsnamen: Siberië: eenzaam gebied, Amerika: veel pioniers, De Krim: naar de Krimoorlog
- Namen afkomstig van families die niets met de Veluwe te maken hebben: Bonenburg, Putten, Morre(n)