→ [
Home algemeen ] [ Home genealogie ] [ Lijst ]



→ [ Vorige ] [ Volgende ]

Beginnende genealogen


Op 15 december 1994 werd er in het RA te Zwolle voor 18 personen een voordracht gehouden door de heer J.J. Seekles uit Heino.
De belangstelling voor stamboomonderzoek neemt toe. Veel archieven zijn toegankelijk gemaakt en zijn gericht op genealogie.
Men kan globaal teruggaan tot 1600-1650; bij magistraten en adelijke personen nog verder.

Een genealoog hoort te zijn:
Serieus: verbloem niets, vermeld dus ook bijv. gevangen zitten, onechte kinderen, krankzinnigheid: zoiets maakt het juist interessant.
Historisch verantwoord: betrek de streek en de levensomstandigheden erbij waar de voorouders vandaan kwamen.
Systematisch: vermeld altijd de bron i.v.m. verifiëring en breng ordening in de gegevens.
Kontakten leggen is belangrijk.

Hoe doet u het onderzoek?
Ga goed voorbereid naar de archieven; het Nederlands Archiefwezen kent 3 soorten:

  1. Rijksarchieven (in elke provinciehoofdstad). Bewaard worden: stukken van de rijks- en provinciale organen en diensten. Ook andere archieven, zoals van kerkgenootschappen, bedrijven, families, verenigingen en stichtingen. In de 'provinciale archiefgidsen' staat wat er per provincie in elk van de archieven wordt beheerd (kan verouderd zijn). De centrale direktie van de Rijksarchiefdienst is in het Algemeen Rijksarchief te Den Haag; hier zijn de regeringsarchieven, gesplitst in van voor en na 1795; met o.a. gegevens over de WIC & VOC, militaire stamboeken en kaarten van de staatsdomeinen. Het Centraal Burau voor Genealogie is hier ook.
  2. Gemeente-archieven (in de grotere steden), streekarchieven (van een aantal gemeenten bij elkaar gevoegd) en streekarchivariaten (een aantal archieven met één archivaris).
  3. Waterschapsarchieven: een kleine groep die de waterhuishouding betreft, met informatie over o.a. grondeigenaren en overstromingen.

Waar komen familienamen vandaan; wat is hun betekenis? Hier zijn boeken over. Na 1811 en zeker na 1824 waren familienamen verplicht. Ze bestonden al of zijn spontaan gekozen: boerderijnamen, patroniemen, toenamen (m.b.t. plaats, bijv. Op de Belt; beroep; persoonlijke eigenschap, bijv. De Goede; kenmerk, bijv. De Rode), als onderscheid bij gelijknamige personen (bijv. Den Ouden), fantasienamen (bijv. Naaktgeboren), naar de plaats of streek van herkomst (Van ...) en bijv. naar veldnamen bij een boerderij, als men een stuk grond pachtte.
Voornamen hebben ook een betekenis en vernoemen was vroeger gewoonte.

Hoe krijgt u het onderzoek op gang?

  1. Familiebezoek. Verzamel zoveel mogelijk gegevens (maar kontroleer ze wel), foto's en familiepapieren (akten, inventarissen).
  2. Literatuuronderzoek. Belangrijke boeken zijn: 'Genealogie, van stamboom tot familiegeschiedenis' (Teleac/CBG), 'Ons archief' van dhr. Dix (informatie-avond van 5 oktober j.l.) en 'Genealogisch Repertorium' van Van Beresteyn met verwijzingen naar onderzoeken die al gedaan zijn.
  3. Archiefonderzoek: het echte werk.
De belangrijkste bronnen van de 19e en 20e eeuw zijn (kopieën maken is belangrijk):
Burgerlijke stand: in het GA (bij de grotere plaatsen) en het RA (bij de kleinere plaatsen), globaal van 1811 tot 1940, met geboorten, huwelijken, overlijdingen en echtscheidingen. Er zijn namenklappers. Via de namen van de ouders en leeftijden genoemd in de akten, kan men relatief eenvoudig teruggaan.
Bevolkingsregister: globaal van 1860 tot 1940: geeft gegevens over de gezinnen (en huisgenoten): waar ze woonden, leeftijden, e.d. Na 1940 kwamen de persoonskaarten (2 jaar na iemands dood bij het CBG op te vragen), tegenwoordig de persoonslijsten (geautomatiseerd).
Om de gegevens aan te kleden zijn er de notariële archieven, de memories van successie, de rechterlijke archieven, het kadaster en de registers van eigendomsoverdracht, de registers van naamsaanneming en verder bijv. het bedrijfsarchief waar iemand gewerkt heeft.
De belangrijkste bronnen van de 18e eeuw zijn: DTB-registers van kerkgenootschappen (voorganger van de BS) en oude notariële en rechterlijke archieven.

Problemen en valkuilen:
Oud schrift: bij het schrift van voor 1700/1750 is een kursus paleologie noodzakelijk.
Tijdrekenkunde: de zaalbeambte is deskundig.
Vaktermen: vaak is er een verklarende woordenlijst aanwezig; anders zijn er woordenboeken.
Buitenland: raadpleeg literatuur hierover, bijv. bij het CBG.
Verschillen: vooral de rechtspraak was vroeger per streek verschillend; door brand en overstromingen kan plaatselijk veel vernietigd zijn.
Leeftijden: deze kloppen niet altijd, neem dus een ruime marge.
Patroniemen en boerderijnamen: als bijv. een jongeman introuwde op een boerderij met een boerderijnaam, voerden hij en de kinderen die naam, met name in Oost-Nederland.

Verwerken en ordenen:
Tegenwoordig gebeurt veel met de computer. Ordenen kan ook in mappen, in ringbanden, als gezinskaarten of -bladen, in dossiers of met een kaartenbak. Men kan kiezen: per persoon, gezin of familie.
Voor publikatie zijn er 4 typen (in volgorde van uitgebreidheid): stamreeks, kwartierstaat, genealogie (de meest gebruikte vorm) en parenteel.

→ [ Begin ] [ Volgende ]