→ [
Home algemeen ] [ Home genealogie ] [ Lijst ]



→ [ Vorige ] [ Volgende ]

Migratie en immigratie en het gemeente-archief van Amsterdam


Op 28 april 1998 was er in het Rijksarchief te Zwolle een info-avond over de geschiedenis van de migratie naar Amsterdam (ook uit Overijssel), door de heer Snel voor ruim 15 personen, o.a. met cijfers uit het proefschrift van dr. S. Hart.

In de 15e eeuw stelde Amsterdam nog weinig voor. De bevolking bestond hoofdzakelijk uit vissers. De vroegste bewoners kwamen uit de directe omgeving.
Amsterdam werd belangrijker tijdens de beginnende opstand tegen de Spanjaarden. In heel Europa was strijd; Amsterdam was tolerant en trok daardoor mensen aan.
Eind 16e eeuw (oorlog met Spanje) had Amsterdam meer dan 10 000 inwoners. Er kwam een protestantenstroom (calvinisten, mennonieten), vooral uit Noord- en West-Nederland. Zij verdreven alle katholieke magistraten. Amsterdam werd een soort vrijstad voor protestantse richtingen uit andere delen van Europa.
Ook in Antwerpen waren calvinisten maar na de val van Antwerpen kwamen de protestanten massaal naar o.a. Amsterdam.
Migratie om economische of godsdienstige redenen is niet geheel te splitsen. Door de aanzuigingskracht kwamen allerlei mensen mee en Amsterdam groeide naar ruim 60 000 inwoners.
In de eerste helft 17e eeuw kwamen Portugese joden: zij waren van zeer goede komaf en hadden veel kennis en contacten, o.a. in het Caribisch gebied (suikerhandel). Behalve uit Portugal kwamen ze daarna ook uit andere plaatsen rond de Middellandse Zee en Zuid-Frankrijk. Ze hadden een groot aandeel in de handel.
In 1622 waren er 100 000 inwoners. Dit zoog mensen aan uit de omgeving en uit Friesland voor allerlei werk. Ook kwamen in begin 17e eeuw 'oude' vluchtelingen terug: Hollanders die eerst naar elders waren gevlucht en daar hadden gewacht, met hun kennis en hun contacten.
Schepen met Nederlanders in de hoge functies, werden bemand door mensen uit Scandinavië en Oostzeelanden; een aantal hiervan bleef hangen.
Bruiden waren er te weinig en zo kwamen er veel bruiden van buiten Amsterdam, ook uit de oostelijke provincies.
Poorter zijn heeft voordelen en geeft rechten, o.a. lidmaatschap van een gilde en bij overlijden komen de kinderen in een burgerweeshuis. Poorter worden kon met veel geld, of door een poortersdochter te trouwen en dat laatste gebeurde veel.
De Duitse economie was in het slop: veel landbouwgrond werd niet bewerkt doordat de mannen aan het front waren. Verder was er in Noord-Duitsland en Scandinavië het systeem dat alleen de oudste zoon op de boerderij bleef en de andere zonen meestal weg trokken. Zo gingen er velen naar Amsterdam.
Na de vrede in 1648 (130 000 inwoners) kwamen er arme Hoogduitse joden uit Duitsland en Polen. De al aanwezige rijke joden hadden hun eigen armenzorg maar probeerden hen met een 'oprotpremie' terug te sturen; er kwamen echter steeds nieuwe groepen. Ze bleven arm, in slechts een paar beroepen.
In 1670 waren er 200 000 inwoners.
Een nieuwe groep vormden de hugenoten uit Frankrijk, met allerlei ambachten, o.a. in de textiel.
In Amsterdam was het merendeel protestant (waaronder ook lutheranen uit Noord-Europa) en er waren ook wel katholieken.
Begin 18e eeuw kwam er een grote stroom uit andere Nederlandse, vooral oostelijke provincies. Velen werkten bij de voedselvoorziening. Er kwamen meer vrouwen dan mannen: als dienstbode, in de turfhandel of om etenswaren te verkopen. Ook kwamen er mensen van Hollandse afkomst terug uit Danzig en veel (land)arbeiders uit Nedersaksen probeerden een poortersdochter te trouwen.
In de 18e eeuw kwamen ook meer exotische groepen: Armeniërs en Grieken (ook uit Turkije).
Italianen waren er al wel (rijke kooplui; ze bleven katholiek) maar er kwamen ook nieuwe, niet zo rijke Italianen, o.a. schoorsteenvegers, uit één dorp.
In 1750 waren er 250 000 inwoners.
Eind 18e eeuw kwam een aantal uit het gebied rond Luik, allemaal katholiek; ze zaten in het vertier en de horeca.
Kort voor de Franse tijd liep het aantal inwoners wat terug door economische malaise en uitbreidingsproblemen.
Begin 19e eeuw kwamen seizoenarbeiders zoals strohoedenmakers uit een aantal dorpen tussen Luik en Zuid-Limburg, en een aantal is blijven hangen (Frans klinkende namen).
Een nieuwe groep kwam uit Württemberg, een lutherse enclave in katholiek gebied, en een groep Italianen met bijzondere beroepen: bijvoorbeeld blaasbalgmaker, vogelkooimaker.
In die tijd waren er veel specialisten in normale beroepen: bijvoorbeeld varkensslachter, roggebroodbakker.
In begin 19e eeuw was er ineens weer een toename van scheepslui uit kustgebieden langs de Oostzee op schepen met hooggeplaatste Nederlanders, waarvan een deel bleef hangen.
Tijdens de Belgische opstand, met een kwakkelende economie, waren veel mannen naar het front en veel Duitsers namen hun plaatsen in, wat tot intolerantie leidde.

Bronnen:
Als je iemand zoekt, kun je mensen nazoeken die in Amsterdam getrouwd zijn: de collectie Hart bevat de nummers van de trouwaktes; trouwboeken zijn er al van heel vroeg en hebben veel details. Er kwam bij een huwelijk ook vaak een ouder mee voor toestemming.
Lidmatenregistratie van de Hervormde/Gereformeerde Kerk is er pas vanaf 1750; van de lutheranen al vanaf 1640 met de vermelding waar ze vandaan kwamen (klopt niet altijd); van de katholieken is die er niet.
De zorg voor de armen, wezen en bejaarden lag voor een groot deel bij de kerkgenootschappen: belangrijk zijn de archieven van de betreffende instellingen.
Als iemand niet te vinden is: een zelfde soort mensen zoekt elkaar op: om te trouwen of als getuigen: uit hetzelfde gebied, met dezelfde taal of collega's (ook voor aanwijzingen over het beroep).
Illegalen: doken bij een telling ineens op en zijn weer weg; mogelijk naar Veenhuizen?

→ [ Begin ] [ Volgende ]