Esperanto en andere kunstmatige wereldtalen
→ [ Home algemeen ] [ Diversen lijst ]



In de jaren 70 van de 20e eeuw heb ik me bezig gehouden met Esperanto, n.a.v. een cursus op de tv. Later ben ik ermee gestopt omdat de wereld te maken heeft met veel grotere problemen dan de verschillende talen. Ik heb nu een veel neutralere houding tegenover Esperanto en wil er graag wat over kwijt. Eerst over het fenomeen 'kunstmatige wereldtaal'. Aan het begin van de genoemde Esperanto-cursus werd hier wat over gezegd en daar ben ik het nog steeds mee eens. Behalve Esperanto zijn er overigens nog meer kunstmatige wereldtalen zoals Idiom Neutral, Volapük en het bij kruiswoordpuzzelaars welbekende Ido.
In een willekeurig land is er een officiële landstaal en een aantal dialecten. Mensen binnen een bepaald dialectgebied, spreken (vaak) dat dialect met elkaar. Mensen van verschillende dialectgebieden gaan niet een van hun eigen dialecten gebruiken, maar de neutrale landstaal. Op dezelfde manier is het logisch dat mensen uit verschillende landen met verschillende talen, niet een van hun talen gebruiken maar een neutrale, internationale taal. In discussies is iemand die zijn moedertaal spreekt, altijd in het voordeel en het is gewoon niet eerlijk dat de een zijn moederstaal kan gebruiken en een ander zich moet behelpen met een aangeleerde taal. Het Engels als wereldtaal heeft dus dit genoemde nadeel.
In de huidige situatie met heel veel internationaal verkeer met heel veel verschillende belangrijke talen, moet er heel veel vertaald worden en dat kost gigantisch veel geld. Als ik een apparaat koop, is daar altijd een dik boek bij, soms meerdere boeken, met de gebruiksaanwijzing in allerlei talen, terwijl het Nederlandstalige deel (als dat er al is) slechts enkele bladzijden beslaat. Hoeveel te makkelijker zou het zijn als er een officiële internationale taal zou bestaan. Gebruiksaanwijzingen hoeven dan maar in één taal geschreven te worden (hoogstens in twee, nl. de taal van het land van herkomst). In internationale vergaderingen spreekt iedereen de internationale taal, films hoeven maar één keer ondertiteld te worden, enz. Dit heb ik altijd als het ideaal gezien. De vraag is nu of Esperanto daar de geschikte taal voor is.
Iedere taal heeft zijn sterke punten en zwakke punten, dat geldt voor het Nederlands en zeer zeker ook voor het Engels (zoals het grote verschil tussen gesproken en geschreven Engels) maar ook voor Esperanto. Ik vind dat aan een internationale taal die in zoveel situaties gebruikt zal gaan worden, best hoge eisen aan mogen worden gesteld.

Laat ik eerst het een en ander over Esperanto schrijven en mijn commentaar erop.
In Esperanto eindigt ieder woordsoort op (een) vaste letter(s), zoals een 'o' voor een zelfstandig naamwoord, een 'a' voor een bijvoeglijk naamwoord enz. Dat maakt de woorden meestal wel 'onnodig' lang maar het komt de duidelijkheid wel ten goede.
Er worden veel met voor- en achtervoegsels gewerkt, zoals 'mal' om het tegengestelde aan te geven (bijv. granda = groot, malgranda = klein) en 'aro' voor een verzameling (bij. arbo = boom; arbaro = bos).
Een sterk onderdeel zijn de zg. correlatieven: 50 kleine woordjes die zijn samengesteld uit twee delen. Het eerste deel is vragend, aanwijzend, enz. Het tweede deel is zaak, persoon, plaats, enz.
Bijv.: vragend = 'ki'; plaats = 'e'; dus 'kie' = waar, enz.

Het systeem van voor- en achtervoegsels is in principe goed, maar ik heb wel wat twijfels over een aantal gevallen. Allereerst het woord 'homaro': homo = mens, homaro = een verzameling mensen. In Esperanto wordt hier de gehele mensheid mee bedoeld. Dit gaat mij te ver, ik zou 'volk' logischer vinden, in analogie met het Engelse 'people'. Voor 'mensheid' zou je 'tuthomaro' kunnen gebruiken.
Dan het woord 'Preejo'. Prei = bidden; 'ejo' = plaats. Preejo is letterlijk: gebedsplaats maar er wordt kerk(gebouw) mee bedoeld. In een kerk wordt uiteraard gebeden maar er zijn meerdere soorten gebedsplaatsen en in kerken gebeurt nog veel meer dan bidden. 'Diservo' betekent kerkdienst (letterlijk godsdienst, maar hier hebben we te maken met een ongelukkig Nederlands woord), dus ik zou kiezen voor 'diservejo' voor kerkgebouw.
Het benoemen van landen kan vaak op drie manieren, voor Frankrijk is dat bijv. Francio, Francujo en Franclando, en alle drie benamingen worden nog gebruikt ook! Dat vind ik niet aanvaardbaar: ieder land moet één naam hebben zoals ook in andere talen.
De vrouwelijke vorm van een neutraal woord krijg je door het achtervoegsel 'ino': man = 'viro', vrouw = 'virino'. Maar of dit nog wel van deze tijd is?? Bij dieren wordt het mannetjesdier vaak aangeduid door er 'vir' voor te zetten. Het lijkt bij veel beter om voor mensen, beroepen, dieren e.d. een neutraal woord te nemen; de uitgang 'ino' kun je dan gebruiken als je expliciet de vrouwelijke vorm wilt aanduiden, maar dan moet er ook een achtervoegsel ingevoerd worden voor de mannelijke vorm.
Verder denk ik aan het woord 'trinkmono' wat 'fooi' betekent. Als iemand een fooi krijgt, zal hij dat misschien in veel gevallen gebruiken om er iets te drinken voor te kopen maar het gaat mij veel te ver om fooi als drinkgeld te beschouwen en het woord ernaar te noemen.
De woordvolgorde is vrij en je ziet dan ook dat Franstaligen de neiging hebben om het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord te zetten. Ik vind het beter om de volgorde wat meer vast te leggen. Hiermee hangt het volgende samen:
Het lijdend voorwerp wordt aangegeven door er een 'n' achter te zetten. Hier is wat voor te zeggen maar bij namen lukt dit vaak niet en behelpt met zich vaak door er '-on' achter te zetten. Is het daarom niet beter om i.p.v. de 'n' de woordvolgorde hierop aan te passen of een speciaal voorzetsel te gebruiken? Dit lijkt mij het overwegen waard.

Een ander zwak punt in Esperanto, tegenwoordig in de computerwereld meer dan vroeger, zijn de diacrieten. Het is onvermijdelijk dat elke eigenschap van Esperanto wordt vergeleken met het Engels als de grote concurrent. Het Engels telt 26 letters, kaal, zonder franje en dat is voor toetsenborden ideaal. In de computerwereld heb je dan ook het 26-letter-toetsenbord als standaard en daarnaast allerlei aanpassingen voor de diverse andere talen om accentjes op letters te krijgen. Esperanto kent 6 letters met accentjes en als Esperanto de standaard-wereldtaal zou worden, wordt het ook de standaard in de computerwereld en dan ontstaat er een onlogische situatie.
Hoe dan ook, de 'kapjesletters', zoals ze vaak worden genoemd, zijn meteen al een nadeel t.o.v. het Engels en het is niet nodig! In een kunstmatige taal kun je (bijna) alles zo maken als je het hebben wilt. Ik heb indertijd een voorstel gedaan om de kapjesletters te vervangen door gewone letters; hun antwoord was dat het hier om een niet belangrijk probleem ging en ze wilden hierover geen discussie. Later in een ander verband, las ik ergens de veelzeggende ironische opmerking dat het enige dat men nog niet heeft voorgesteld is om alleen de accentjes te gebruiken, zonder de letters. Anderen hebben zich er dus ook al mee bezig gehouden en misschien wel veel betere oplossingen bedacht dan ik. In ieder geval is hier mijn voorstel. Esperanto heeft 6 kapjesletters: , , , , , en 4 normale letters worden niet gebruikt: q, w, x, y.
De uitspraak van u lijkt op de Engelse w, dus = w . In de officiële fonetische orthografie is de g-klank, in Esperanto , de x, dus = x. De q en de g zijn verwante klanken, dus = q. De uitspraken van de , en zijn combinaties van een bestaande klank plus j, dus daar kan mooi de y voor gebruikt worden: = cy, = zy en = sy.
Voorbeeld:
Hodia oni e us anis la oron.
wordt:
Hodiaw oni ecy zyus syanqis la xoron.
(Vertaling: 'Vandaag veranderde men zelfs zojuist het koor')

Tot slot nog een paar kleinigheden die mij storen.
Alle telwoorden van 1 tot 10 hebben 1 lettergreep, alleen 1 (unu) heeft er twee, waarom nou? 'Un' kan toch ook?!
De namen voor de vier windstreken beginnen in het Nederlands, het Engels en verwante talen met verschillende letters en dat is erg handig, vooral in combinaties zoals WNW. In Esperanto beginnen oost en west allebei met een o en het zijn nog lange woorden ook. Ik snap de herkomst van deze woorden wel, maar als je taal ontwerpt, je bent niet afhankelijk van welke bestaande taal dan ook, waarom dan zo moeilijk!

De in het begin genoemde kunsttaal Ido is aanvankelijk ingevoerd als verbeterd Esperanto en ook met de bedoeling om deze taal steeds te verbeteren. Mede door verdeeldheid is daar weinig van terecht gekomen. Jammer, dit had misschien de oplossing kunnen zijn.

Mijn eindconclusie is de volgende.
Het talenvraagstuk is niet zo'n groot probleem dat er op korte termijn wat aan gedaan moet worden maar het blijft wel wenselijk. Noch Esperanto, noch Engels is geschikt om de universele internationale taal te worden. Wat ik zou willen voorstellen is het volgende. Er moeten twee dingen gebeuren, en wel allebei en niet een van beide. Er wordt een commissie van taaldeskundigen benoemd, komend uit zoveel mogelijk verschillende taalgebieden. Zij gaan een nieuwe taal ontwerpen, en laten zich hierbij in de eerste plaats leiden door de sterke punten in diverse talen en niet door de status die een bepaalde taal heeft. Zij moeten hier de tijd voor nemen en andere deskundigen moeten ruim de gelegenheid krijgen om verbeteringen voor te stellen. Veel van de ervaringen die men bij Esperanto, Ido en andere kunsttalen heeft opgedaan kan hier mooi gebruikt worden.
Het andere dat moet gebeuren is, dat van tevoren vast komt te staan dat deze taal ook gebruikt zal gaan worden. In veel internationale organisaties, zoals de VN, moet men een datum vaststellen dat vanaf dat moment alleen de nieuwe internationale taal in hun bijeenkomsten gebruikt zal worden. Op scholen in zoveel mogelijk landen zal de internationale taal worden onderwezen.

→ [
Begin ]